Algemene nabestaandenwet
Artikel 32b
1
Het recht op nabestaandenuitkering eindigt op de eerste dag dat de nabestaande niet in Nederland woont. Het recht op halfwezenuitkering eindigt op de eerste dag dat de nabestaande of de halfwees niet in Nederland woont. Het recht op wezenuitkering eindigt op de eerste dag dat het kind niet in Nederland woont.
2
Voor de persoon, bedoeld in het eerste lid, herleeft, onverminderd artikel 15, 23 of 27, het recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering of wezenuitkering op de dag dat:
a
de nabestaande in Nederland woont en hij voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 14, eerste lid, of de voorwaarden bedoeld in artikel 66a, tweede lid;
b
de nabestaande en de halfwees in Nederland wonen en de nabestaande voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 22, eerste en tweede lid;
c
het kind in Nederland woont en het voldoet aan een voorwaarde als bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid.
3
Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing, indien de nabestaande, de nabestaande en de halfwees onderscheidenlijk het kind niet in Nederland wonen, vanaf de dag dat betrokkene in een land woont waarmee een verdrag in werking is getreden dan wel een besluit van een volkenrechtelijke organisatie van kracht is geworden, op grond waarvan recht op nabestaandenuitkering, halfwezenuitkering onderscheidenlijk wezenuitkering kan bestaan.
4
Artikel 32a, tweede, vijfde en zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.